De doelgroepmaatregelen

24-05-2012

De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.

De heer Koen Van den Heuvel: Wij hebben, zoals elk jaar, op 1 mei de fantastische 1 meivieringen gehad. Dat is voor socialistische beleidsheren en -dames altijd het moment om nieuwe beleidsinitiatieven aan te kondigen. (Opmerkingen van de voorzitter)

Minister De Coninck, voor wie ik heel veel respect heb omdat zij in het verleden in Antwerpen in zeer moeilijke omstandigheden al heel wat gedurfde en moedige initiatieven heeft genomen en daarvoor de juiste toon heeft gevonden, sprak op 1 mei over een nieuw plan. Ik weet dat het federale materie is, maar ik kom straks toch tot enige Vlaamse betrokkenheid. Ze zei dat we bij specifieke doelgroepen, zoals jongeren in de wachttijd en 50-plussers, de eerste aanwervingen extra moeten behandelen. Bij de zesde staatshervorming, die door jullie zwaar wordt onderschat, komen die doelgroepen over naar het Vlaamse niveau.

Er was min of meer de afspraak dat in afwachting van de realisatie van de zesde staatshervorming, het federale niveau geen nieuwe beleidsinitiatieven zou ontwikkelen op domeinen die over enkele maanden of wellicht jaren naar de deelstaten zouden gaan. De doelgroepenmaatregel is daar een mooi voorbeeld van. Bovendien kan men binnen de huidige bevoegdheidsverdeling nu al een aantal opmerkingen maken zoals bijvoorbeeld het aanbieden van stageplaatsen aan jongeren in de wachttijd. We moeten natuurlijk in afwachting ook geen standstill aanhouden. Als er noodzakelijke bijsturingen zijn, dan kan erover gepraat worden, maar nieuwe initiatieven zijn een andere zaak. Voor ons is het bovendien de logica zelf dat zulke bijsturingen in overleg met de deelstaten gebeuren.

Minister, ik heb in februari al een vraag gesteld. U hebt toen geantwoord dat er een informeel overleg was gestart met de federale minister. Wij hebben vragen over hoe het evolueert en wat uw visie is.

Minister, bent u reeds gecontacteerd door federaal minister De Coninck over de aangekondigde hervormingen en/of nieuwe initiatieven binnen het doelgroepenbeleid? Zo ja, hoe ver staat het en stemt het overeen met de Vlaamse beleidsvisie? Zo neen, hoe reageert u daarop? Bent u zelf van plan om met de federale collega contact op te nemen? Wat is uw standpunt over het aanbieden van stageplaatsen aan jongeren in wachttijd? Is dat nu al niet een bevoegdheid die eerder bij Vlaanderen ligt dan bij het federale niveau?

U hebt gezegd dat er in februari informeel overleg is gestart. We kijken uit naar de resultaten. Kunt u ons iets meer zeggen, niet alleen over de nieuwe initiatieven voor de doelgroepen, maar ook over de overheveling van bevoegdheden rond de arbeidsmarkt? Zijn de beide administraties bezig met de voorbereiding van de uitvoering van de grote, zesde staatshervorming?

Er wordt een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de VDAB en de RVA voorbereid dat binnenkort zou worden afgerond. Wat is de stand van zaken?

De heer Matthias Diependaele: Ik zou me graag aansluiten bij de vraag, behalve bij het adjectief ‘grote’ staatshervorming.

Het is inderdaad zo dat we er verschillende keren op gehamerd hebben – en dat geldt niet alleen voor het arbeidsmarktbeleid maar ook voor andere beleidsdomeinen – dat het niet de bedoeling kan zijn dat de bevoegdheidsdomeinen die vervat zitten in die zesde staatshervorming, worden uitgehold of dat er nog grote aanpassingen aan gebeuren voor ze worden overgedragen. Het moet de uiteindelijke doelstelling zijn dat Vlaanderen er zelf werk van kan maken en zelf kan hervormen als ze dat nodig vindt. Het kan niet de bedoeling zijn dat de Federale Regering er nu nog op ingrijpt.

In het najaar van 2009 was er een probleem met het plan van minister Milquet. Er was toen zowel een bevoegdheids- als een belangenconflict. Het zou zeer onverstandig zijn om opnieuw in zo’n situatie terecht te komen, want in de eerste plaats is dat ten nadele van de mensen op de arbeidsmarkt.

De voorzitter: Minister Muyters heeft het woord.

Minister Philippe Muyters: Voorzitter, na de eerste ontmoeting is er nog niet echt een dynamiek. Dat kan natuurlijk te maken hebben met de opstart van het federale kabinet, maar het is niet zo dat we regelmatig contact hebben. Integendeel. We waren niet op voorhand op de hoogte van de maatregelen van 1 mei, maar we hebben ook geen vraag voor overleg gekregen na 1 mei.

Het standpunt van de Vlaamse Regering is duidelijk: het begeleiden van werkzoekenden is een gewestbevoegdheid. Momenteel worden een aantal zaken nog federaal geregeld. Soms is dat moeilijk. Er kunnen bijvoorbeeld vragen worden gesteld over de inschakelingsprojecten. Als er nieuwe initiatieven of instrumenten zouden komen, moeten we concreet nagaan of het binnen ieders bevoegdheidsdomein gebeurt.

Na het eerste gesprek is er dus nog geen echte dynamiek gevonden. Er is ook nog geen gesprek over de staatshervorming geweest. Er is ook geen nieuw overleg over het samenwerkingsakkoord van 2004. U vroeg of ik zelf initiatief zou nemen. We hebben dat gedaan. Volgende dinsdag is er overleg tussen de kabinetten. Voor de herziening van het samenwerkingsakkoord van 2004 moet er overleg zijn met de federale overheid, maar ook met de collega’s van de andere gemeenschappen.

Ik stel voor om te wachten tot na het gesprek met het kabinet van minister De Coninck. We zullen er de drie elementen – de ideeën van 1 mei, de staatshervorming en het samenwerkingsakkoord – bespreken. We zullen nadien nagaan of er een interministeriële conferentie inzake werk kan worden bijeengeroepen om het samenwerkingsakkoord af te sluiten.

De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.

De heer Koen Van den Heuvel: Minister, ik vreesde al dat dat het antwoord zou zijn, omdat we daar in de wandelgangen noch in de pers wat over hoorden. Daarom hadden we deze vraag ook gesteld. Het is niet de bedoeling dat wij in de commissie in het Vlaams Parlement een vraag stellen over uitspraken van de federale minister van Werk.

Het gaat natuurlijk over het overleg, dat eigenlijk structureel zou moeten zijn, tussen de federale minister van Werk en de Vlaamse of Waalse minister van Werk, om tot een globaal beleid te komen. De doelgroepen vormen daarin een heel belangrijk element. We kunnen daar mijns inziens efficiëntiewinsten boeken na 2014. Daarom vind ik het absoluut nodig dat ook de deelstaatministers van Werk daarbij betrokken worden.

Ik zou aan u, als Vlaams minister van Werk, toch durven te vragen om dan zelf maar initiatief te nemen. U hebt dat blijkbaar gedaan. We kijken uit naar wat het onderhoud volgende week als resultaat zal hebben. Misschien kunnen we daar achteraf dan eens informeel over praten.

De voorzitter: De vraag om uitleg is afgehandeld.