De innovatiestages

19-11-2012

Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de innovatiestages

15 november 2012

De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.

De heer Koen Van den Heuvel: Voor de uitbouw van de innovatiestages is in de begroting 2 miljoen euro ingeschreven. Het is een terechte doelstelling. Het gaat erom industrieel ingenieurs tijdens hun opleiding een stage te laten volgen op de werkvloer, zodat ze al een waardevolle werkervaring kunnen opdoen. Dat kan ook de kwaliteit van de opleiding verbeteren, omdat het de uitwisseling tussen arbeidsmarkt en onderwijs kan stimuleren.

Door de discussie over de hervorming van de masteropleidingen is die 2 miljoen euro wat blijven hangen, in afwachting van duidelijkheid daarover. Ik wil u vragen naar de impact van deze recente evoluties en discussies in verband met de masteropleidingen op het initiatief dat u hebt gelanceerd, minister.

Zijn er tot op heden initiatieven genomen om uitvoering te geven aan het proefproject of niet? Welke impact heeft de temporisatie in het dossier van de masteropleidingen op het vooropgestelde proefproject? Hoe is de samenwerking met de administratie en de minister van Onderwijs? Zal het project, al dan niet bijgestuurd, de volgende jaren worden aangehouden?

De voorzitter: Minister Lieten heeft het woord.

Minister Ingrid Lieten: Mijnheer Van den Heuvel, wij zijn inderdaad begonnen met de uitwerking van de innovatiestages. De bedoeling is dat we daarmee een aantal doelstellingen kunnen realiseren: een instap op hoog niveau op de arbeidsmarkt voor de industrieel ingenieurs, eigenlijk een verbetering nog van hun vorming, waarbij de stage de kans geeft tot een goede confrontatie, een inleving en een blootstelling aan het innovatiegebeuren binnen een bedrijfseconomische context. Op die manier kunnen we de kwaliteit en de afstemming op de arbeidsmarkt van het beroep van ingenieur verbeteren en ondersteunen.

Ik zag er een tweede voordeel in. Een belangrijke uitdaging is om de kloof tussen het bedrijfsleven en onze kenniswereld te overbruggen, zeker en vast voor de kmo’s. Als we dat goed kunnen uitwerken, kunnen die stages de bedrijven waar ze plaatsvinden dichter bij de  kenniswereld brengen. Zo kunnen we hopelijk wat vooruitgang boeken voor de absorptiecapaciteit.

U hebt gelijk, mijnheer Van den Heuvel, ik heb er met de minister van Onderwijs al wat overleg over gehad en intussen is in verschillende fora het debat bezig over het al of niet verlengen van de masteropleidingen en de invulling daarvan. We moeten dat verder samen ook in dit kader bekijken. Ik wil zeker geen losstaande initiatieven nemen, die niet passen in het volledige onderwijslandschap.

We werken er wel aan door. Er is aan het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) gevraagd om te starten met de opmaak van het dossier en alle mogelijke vragen over de stages en de verschillende vormen van stages te inventariseren en te bekijken.

Het IWT is gevraagd om cijfergegevens te verzamelen en te proberen hoofdlijnen uit te werken over hoe het zou worden ingericht, al of niet verplicht, in één jaar of verspreid over twee jaar en welke rol de verschillende spelers zouden spelen, zoals de associaties, de werkgevers, de innovatiecentra en het IWT. Dat moet allemaal op elkaar worden afgestemd. Dat wordt dus uitgewerkt, ook in samenwerking met de associaties.

Ik heb in eerste instantie voorgesteld dat we proberen een pilootfase op te zetten met verschillende hogescholen. De associaties werken op dit ogenblik aan een volledig draaiboek en een werkbaar traject van kwaliteitsbewaking en opvolging. Er moet natuurlijk ook coaching en opvolging zijn, door professioneel gevormde stagemeesters, zowel aan de kant van het bedrijf of de organisatie waar de stage plaatsvindt als aan de kant van de opleidingsinstellingen. Die voorbereiding is aan de gang. De pilootfase heeft als doel om het concept verder uit te werken en vorm te geven, in overleg met de associaties.

Uiteraard wil ik parallel lopen en overleggen met de minister van Onderwijs, zodat we geen stappen zetten die elkaar zouden kunnen tegenwerken. Ik wil graag die pilootfase opstarten, indien het past binnen het draagvlak dat er voor is en het de discussie over de masteropleidingen niet doorkruist.

Ik had er inderdaad al middelen voor vrijgemaakt in 2011. Die zullen we daarvoor niet moeten gebruiken. Die zullen we wel voor andere dingen kunnen gebruiken, dat zal geen probleem zijn. Ik stap dus verder in het traject met het IWT en de associaties om een pilootproject op te starten, in overleg met de minister van Onderwijs.

De heer Koen Van den Heuvel: Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Er was inderdaad grote onduidelijkheid rond, omdat er al die ontwikkelingen zijn. De band tussen onderwijs en arbeidsmarkt is meer dan ooit een prioriteit. Door een goede afstemming moeten we de mismatch zo klein mogelijk proberen te houden. De ingenieurs zijn een doelgroep waarbij die match momenteel niet zo slecht verloopt.

In de discussie over de beleidsbrief en de begroting 2013 kunnen we dat punt wellicht nog eens maken, ook voor de afstemming met het STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics). De basis van deze discussie is in welke mate budgetten van innovatie mee kunnen dienen om arbeidsmarkt en onderwijs beter op elkaar af te stemmen. Het gaat over een goede samenwerking tussen Onderwijs, Innovatie, Werk en Economie en het inzetten van de middelen op de juiste manier, met elkaar versterkende effecten.

De voorzitter: De vraag om uitleg is afgehandeld.