De taalachterstand bij werkzoekenden

24-05-2012

Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de taalachterstand bij werkzoekenden

24 mei 2012

De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.

De heer Koen Van den Heuvel: Voorzitter, collega’s, de taalachterstand is hier en in de plenaire vergadering al enkele keren besproken. Vorig jaar had de VDAB in een studie gepubliceerd dat één op zes niet-werkende werkzoekenden, of meer dan 16 procent, met een taalachterstand kampt. Het is niet verwonderlijk dat dat bij allochtone werkzoekenden oploopt tot 45 procent.

Ondertussen zijn we een klein jaar verder, minister, en lijkt het mij nuttig om eens te bekijken wat er intussen gebeurd is. Bovendien steken ook nieuwe zaken de kop op. Een eerste belangrijk punt is de proportie van de werkzoekenden met onvoldoende kennis van het Nederlands die door de VDAB worden bereikt. In oktober stelde u dat 87 procent van de werkzoekenden met taalachterstand zes maanden na inschrijving sluitend bereikt werden. In het jaarrapport van de VDAB vinden we nu een cijfer van 88 procent terug. Wat echter opvalt, is dat slechts 60 procent van de werkzoekenden met taalachterstand na zes maanden een specifieke actie Nederlands voor anderstaligen of een specifiek traject heeft aangeboden gekregen. Voor 40 procent is dat dus niet het geval. Dat lijkt een heel grote groep waarvoor geen versterkende actie wordt ondernemen.

Een ander punt dat vorig jaar werd aangekaart, was de gebrekkige informatie waarover de VDAB beschikte met betrekking tot de vraag of werkzoekenden effectief participeerden in de cursussen Nederlands die door de partnerorganisaties werden georganiseerd. U stelde dat een nieuwe kruispuntbank voor inburgering in januari 2013 in werking zou treden en dat euvel zou verhelpen. Verder erkende u toen dat er voor laaggeletterden en cognitief zwakkeren slechts een beperkt aanbod was om hun kennis van het Nederlands bij te schaven. Er was wel wat lesmateriaal ontwikkeld, maar dat was beperkt tot een aantal pilootprojecten en was nog niet uitgerold over heel Vlaanderen.

Ten slotte zijn er nog een aantal nieuwe zaken. Zo is de uitval in taalopleidingen aan de hoge kant. De motivatie ontbreekt, de aantrekkelijkheid van de cursussen zou verbeterd kunnen worden. Ook met betrekking tot de opleidingen Nederlands op de werkvloer zou een tandje bij kunnen worden gestoken.

Minister, hoe evalueert u de evolutie van de proportie ‘werkzoekenden taalachterstand’ die door het sluitende taalbeleid worden bereikt? Schuift u concrete doelstellingen naar voren, of vindt u die 87 à 88 procent oké?

Amper 60 procent van de werkzoekenden met een taalachterstand kregen na een instroom van zes maanden een specifieke actie Nederlands voor anderstaligen aangeboden. Hoe evalueert u dat? Moet dat percentage omhoog gekrikt worden? 60 procent is mijns inziens niet zo veel.

Zit de ontwikkeling van de kruispuntbank inburgering op schema? Halen we dat tegen begin 2013? In welke mate is men er het voorbije jaar in geslaagd om het aanbod Nederlands voor anderstaligen, voor de doelgroep van laaggeletterden en cognitief zwakkeren, over heel Vlaanderen uit te rollen? Is dat met andere woorden breder gegaan dan een aantal pilootprojecten? Hoe evalueert u de uitvalcijfers van de verschillende taalopleidingen, zoals Nederlands op de werkvloer en Nederlands voor anderstaligen? Hoeveel van de werkzoekenden die de opleiding hebben stopgezet, ontvingen om die reden een transmissie? Welke acties overweegt u om die uitvalcijfers te verlagen?

Kunt u bevestigen dat de vraag binnen het programma Nederlands op de werkvloer soms het aanbod overstijgt? Zijn er wachtlijsten? Wat kan er gebeuren om die eventuele wachtlijsten terug te dringen?

De voorzitter: De heer Watteeuw heeft het woord.

De heer Filip Watteeuw: Voorzitter, ik wil me daarbij aansluiten. Dit is een terechte vraag. De situatie is inderdaad niet goed. Ik wil de cijfers die de heer Van den Heuvel heeft aangebracht, nog wat scherper stellen. Hij heeft verwezen naar de publicatie van 2011. Van de allochtone werkzoekenden zou 45 procent kampen met een taalachterstand. Die cijfers worden eigenlijk nog wat vertekend, want ook de allochtonen die het Nederlands als moedertaal hebben, zijn daarin opgenomen. Bij de allochtonen met het Frans of een andere taal als moedertaal ligt dat percentage duidelijk hoger: dan gaat het niet over 45 procent, maar gaat het veeleer in de richting van 65 à 70 procent. Bij bepaalde groepen is dit dus inderdaad een groot probleem, zeker als we kijken naar de absolute aantallen. Het gaat over bijna 30.000 werkzoekenden met een taalachterstand. Dat is enorm. Dat slechts 60 procent van de werkzoekenden dan een specifieke NT2-actie krijgt, is inderdaad een probleem. Dat percentage lijkt me laag. Dat zal wel zware inspanningen vergen, maar gezien de problematiek is dat weinig. Hoe komt dat?

De vraag over het uitrollen in heel Vlaanderen is terecht, maar ik dacht dat er in de publicatie van 2011 sprake was van een aantal clusters. Er werd gesteld dat er specifieke kenmerken waren  naargelang het gebied. Zo is de problematiek groter in de grootsteden dan daarbuiten. Gebeurt dat uitrollen in functie van die clusters? Wordt daar rekening mee gehouden? Hoe gebeurt dat?

De voorzitter: Minister Muyters heeft het woord.

Minister Philippe Muyters: Voorzitter, voor mij blijft de doelstelling 100 procent, dus een echt sluitend taalbeleid. Die doelstelling is ook opgenomen in het jaarlijks ondernemingsplan van de VDAB voor 2012. Het is dus mijn bedoeling om dit jaar die 100 procent te bereiken, en dus iedere werkzoekende met een beperkte kennis van het Nederlands binnen de zes maanden een gepast aanbod te kunnen geven.

Er zijn twee belangrijke redenen waarom 40 procent van de 11.369 ingestroomde werkzoekenden geen NT2 of traject aangeboden heeft gekregen binnen de zes maanden. De eerste is een zeer positieve reden, namelijk dat die personen reeds uitgestroomd waren naar werk. De tweede is dat ze meer dan drie maanden niet werkzoekend waren gedurende die periode van zes maanden. Die laatste categorie kon natuurlijk wel nog een NT2-actie of een traject aangeboden krijgen, maar omdat ze drie maanden niet werkzoekend waren, viel dat buiten die periode van zes maanden. Meer gedetailleerde cijfers leren ons dat 75 mensen van in het begin weigerden in te stappen in een traject. Daarvoor is er dan uiteraard transmissie.

Omdat ze verdere medewerking weigerden nadat ze in een traject waren ingestapt, kregen 10 personen een transmissie, terwijl 36 personen niet inzetbaar waren omwille van medische, mentale, psychische of psychologische problemen. Een cijfermatige opdeling van de 40 procent qua uitstroom uit de werkloosheid en uitstroom naar werk is niet mogelijk.

De ontwikkeling van de nieuwe Kruispuntbank Inburgering gebeurt uiteraard niet onder mijn toezicht, maar onder het toezicht van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur van minister Bourgeois. Ik heb vernomen dat die ontwikkeling zoals voorzien verloopt: medio januari 2013 zou nog altijd het tijdstip zijn waarop dit instrument kan worden gebruikt.

Ik kom dan tot de vraag over het uitrollen in Vlaanderen. Laaggeschoolden met een 1.1-attest kunnen nu over heel Vlaanderen instappen in schakelpakketten bij de VDAB. Dankzij een taakgerichte en functionele aanpak is het mogelijk om zo de specifieke taal te leren die nodig is voor een opleiding of baan. De filosofie van die schakelpakketten is dat men Nederlands leert specifiek, toegespitst op de opleiding of baan. Dat is dus al zeker over heel Vlaanderen uitgerold.

Blijkt het taalniveau toch nog onvoldoende te zijn om te beginnen aan zo’n schakelpakket, dan heeft men nog de remediëringstrajecten, waarbij ook wordt ingezet op oriënteren en taal- en leercompetenties. Sinds het najaar van 2011 zet de VDAB in alle regio’s ook steeds meer in op de nodige remediering, zodat kortgeschoolden toch sneller in een functioneel taaltraject kunnen stappen. Voor de schakelpakketten ter voorbereiding van technische of administratieve opleidingen zijn er geen wachtlijsten. De VDAB start die opleiding op in een eigen opleidingscentrum, maar kan die ook uitbesteden aan partners als er voldoende werkzoekenden zijn.

Door die mogelijkheid om pakketten uit te besteden hebben we een flexibel aanbod gecreëerd, zodat er daar geen sprake is van wachttijden. Voor de schakelpakketten naar zorgopleidingen zijn er wel wachtlijsten. Om de schakels naadloos te laten aansluiten op de beroepsopleidingen bij partners worden dergelijke schakels slechts twee keer per jaar opgestart. Daar gaat het immers over schakelpakketten naar een beroepsopleiding in de zorgsector.

Voor laaggeletterden heeft de VDAB in samenwerking met de centra voor basiseducatie (CBE) in verschillende regio’s – Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaanderen – alfatrajecten opgezet. Anderstalige analfabeten kunnen er een beroepsopleiding volgen zonder schakelopleiding NT2. Voor anderstalige analfabeten en zwak gealfabetiseerden en/of zeer traag lerenden onderzoekt de VDAB vandaag de haalbaarheid om via een zeer intensieve voltijdse begeleiding op de werkvloer in combinatie met taalondersteuning kandidaten onmiddellijk knelpuntvacatures te laten invullen. Hier – en dat is nieuw – wordt momenteel vooral in Antwerpen mee geëxperimenteerd. Deze vorm van werkplekleren is nog niet uitgerold over heel Vlaanderen.

We hebben de uitvalcijfers tijdens de opleidingen NT2 richtgraad 1.1 niet ter beschikking. Deze opleiding wordt immers voor anderstaligen, ook werkzoekenden, georganiseerd door de aanbodsverstrekkers binnen Onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) en de CBE’s. De uitvalcijfers voor de opleidingen van de VDAB of bij erkende partners van de VDAB heb ik wel. Voor 2011 was de uitval 27 procent voor alle soorten opleidingen samen.

Hierin zitten alle soorten stopzettingen vervat, ook de stopzettingen omwille van werk. Een deel van de cursisten kan bovendien voortijdig doorstromen naar bijvoorbeeld een beroepsopleiding waardoor de opleiding NT2 op zich wordt stopgezet. Deze cursisten krijgen tijdens hun beroepsopleiding taalondersteuning met een opleiding ‘Nederlands op de Werkvloer’. Je kunt dus niet zeggen dat het stopzetten van een NT2 automatisch een probleem veroorzaakt. Er komt niet noodzakelijk een rood knipperlicht. Taalondersteuning op de werkvloer is nog altijd een goede zaak met het oog op werk, ook als dat gebeurt door een beroepsopleiding te volgen om aan werk te geraken.

In het najaar 2012 werken we een project uit met maatregelen voor een betere nazorg na onze schakelpakketten NT2. Er was voor tien werkzoekenden een transmissie omwille van de stopzetting van een opleiding Nederlands.

Bij de opleidingen ‘Nederlands op de Werkvloer’ is de uitval natuurlijk nihil. Ik zeg ‘natuurlijk’, niet alleen omdat dat steeds op maat is van de werknemers en het bedrijf: het is op de werkvloer. Binnen deze opleidingen kan er ook geen transmissie zijn aangezien het hier per definitie gaat om werknemers die geen uitkeringen ontvangen, maar om mensen die aan het werk zijn.

Bij de VDAB stellen we effectief vast dat de vraag naar opleidingen op de werkvloer stijgt. Een navraag bij de provincies door de VDAB leert dat de wachttijden beperkt zijn. De enige provincie met een lange wachttijd is Vlaams-Brabant, inclusief Brussel. Daar moet rekening gehouden worden met een wachttijd van ongeveer acht weken.

De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.

De heer Koen Van den Heuvel: Minister, die 40 procent van de werkzoekenden met taalachterstand die geen specifieke actie aangeboden krijgen, relativeert u door te zeggen dat er al een aantal zijn uitgestroomd, en dat ze niet langer dan drie maanden werkzoekend waren. Verklaren die twee hoofdredenen de helft of drie vierden van die 40 procent? De transmissiecijfers die u noemde, bedragen enkele tientallen. Dat is ‘peanuts’ op een geheel van duizenden. Dat stelt mij nog niet 100 procent gerust. Bekijk het op macroniveau: de werkgelegenheidsgraad bij allochtonen is laag. We hebben de cijfers een tweetal weken geleden nog eens uitgebreid in de pers kunnen lezen. We scoren, samen met Wallonië trouwens, in Europees verband zeer laag. De talenkennis is daarin een heel belangrijke factor.

Als we de allochtone werkzoekenden willen meetrekken en een volwaardig en ernstig aanbod willen doen, moet die taalachterstand worden weggewerkt. Daarom ben ik een beetje gealarmeerd door die 40 procent. Het gaat om zeer weinig transmissies. Kunt u daar nog wat meer in detail op ingaan? Voor mij blijft dat een heikel punt. Werkzoekenden met taalachterstand moeten een aanbod krijgen om die taalachterstand weg te werken.

Minister Philippe Muyters: Op dat moment hadden wij de cijfers niet met betrekking tot diegenen die door werk of door het feit dat zij gedurende meer dan drie maand geen werkzoekende waren geen aanbod hebben gekregen. De VDAB monitort die niet automatisch.

Ik kan vragen dat ze dat wel doen. Op basis van de andere cijfers, die we wel hadden, wordt er waarschijnlijk van uitgegaan dat dit de rest wel zal zijn. Als ik toch nog cijfers krijg, zal ik ze u graag overmaken.

De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.

De heer Koen Van den Heuvel: Ik begrijp heel goed dat u die cijfers niet uit uw mouw kunt toveren. Ik zou u toch willen oproepen om het van naderbij te bekijken en bij de VDAB en andere aanbodverstrekkers aan te dringen. We gaan er geen punt van maken, maar ik denk dat er een brede consensus over is dat allochtonen actief moeten worden op de arbeidsmarkt, voor zichzelf, voor onze Vlaamse economie. Taalkennis is een heikel punt, volgens kmobedrijfsleiders.

We moeten daar dus volop op inzetten. 40 procent is dan heel hoog, en daarom moeten we een tandje bijsteken om het beter te doen.

Minister Philippe Muyters: Ik stel voor dat ik aan de VDAB vraag om dit in de toekomst zeker te monitoren zodat we duidelijk kunnen zien waar welk percentage van die 40 procent naartoe gaat. Er zijn een aantal cijfers, maar als je de som maakt, kom je niet tot hetzelfde totaal. En daar doe ik soms wat moeilijk over.

De voorzitter: De vraag om uitleg is afgehandeld.