Interimarbeid bij de Vlaamse overheid

16-05-2012

De voorzitter:

De heer Van den Heuvel heeft het woord.
 

De heer Koen Van den Heuvel:

Minister, sinds enkele dagen wordt er op federaal niveau actie ondernomen om interimarbeid toe te laten bij de diverse overheidsniveaus in België. Dat gebeurt mede in uitvoering van een Europese richtlijn van 2008. Ik denk ook wel dat het nodig is. Als CD&V staan wij erachter dat interimarbied ook bij de overheden wordt toegelaten. Ik denk aan kostenefficiëntie. De Vlaamse gemeenten zijn vragende partij. Ook de VVSG staat erachter. Samen met Griekenland zijn we trouwens nog het enige land in Europa dat het niet toelaat. Ik denk niet dat Griekenland vandaag een goede referentie is. Er zijn dus redenen genoeg om actie te ondernemen.

Ik weet dat het eerst een federale bevoegdheid is, om een wet te maken en het kader te scheppen. Daarna kunnen de deelstaten daarop inspelen. De minister-president heeft het altijd over een copernicaanse omwenteling: de deelstaten moeten hun wensen kenbaar maken en dan moet het federale niveau volgen, ten dienste van de deelstaten. Dit kan een mooi voorbeeld zijn, als vanuit de deelstaten duidelijke signalen worden gegeven dat onze lokale besturen, met de VVSG op kop, vragende partij zijn. Voor ons kan het ook een bijkomend flexibel element zijn in het politieke personeelsbeleid van de Vlaamse overheid.

Minister, hoe staat u daar tegenover? Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering? Kunt u het standpunt mee ondersteunen om interimarbeid mogelijk te maken binnen de Vlaamse overheid en de lokale besturen? Kunt u op die manier een duidelijk signaal geven aan de Federale Regering om werk te maken van dat kader?
 

De voorzitter:

Minister Bourgeois heeft het woord.
 

Minister Geert Bourgeois:

Mijnheer Van den Heuvel, ik ben het met u eens, zowel inhoudelijk als over de copernicaanse omwenteling die we nodig hebben. Het probleem is inderdaad dat de Vlaamse overheid maar ook de lokale besturen geen beroep kunnen doen op uitzendarbeid om twee redenen. Er is een wet op uitzendarbeid van 1987 waar een uitvoeringsbesluit moet bij genomen worden dat er nog altijd niet is.

De tweede hinderpaal is het algemeen principe koninklijk besluit (APKB) dat ons verbiedt om een beroep te doen op interimarbeid. We mogen volgens het APKB alleen met statutairen en contractuelen werken. We zijn al lang vragende partij om die situatie te wijzigen. Zoals u zegt, is er een Europese richtlijn die zegt dat een staat geen beperkingen mag opleggen aan interimarbeid tenzij om redenen van veiligheid, gezondheid, misbruik enzovoort. Daar zijn we het natuurlijk allemaal over eens. Die richtlijn moest federaal worden omgezet tegen 5 december 2011. Dat is niet gebeurd. Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat hij er werk van gaat maken. Het wordt tijd, want de wet dateert van 1987.

De Vlaamse Regering heeft al in 2008 officieel aan de Federale Regering gevraagd om uitvoering te geven aan de wet van 1987. Eigenlijk moet ook het APKB worden afgeschaft. Als het uitvoeringsbesluit er komt en het APKB overeind komt, kunnen wij wel maatregelen nemen, maar riskeren we weer procedures. De Raad van State heeft al gezegd dat het niet kan dat de federale overheid zelf beslissingen neemt en dan maatregelen neemt die er mee in strijd zijn. Ik zou zelf ook liever die procedures vermijden. Om wel te zijn, zou men dus ook het APKB moeten aanpassen op federaal vlak. We hebben dat laten weten en het staat ook in de beleidsnota.

Ik zal nog eens aan de staatssecretaris laten weten dat we dat steunen en naar de timing vragen om toe te laten dat, waar nodig, wij onze besluiten daar tijdig op kunnen laten inspelen.
 

De heer Koen Van den Heuvel:

Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.

Ik ben blij dat de Vlaamse Regering dat signaal geeft. Het is goed dat ook de deelstaten vragen om er werk van te maken. We worden ook een beetje opgejaagd door de lokale besturen. Daar is soms een ambigue situatie. Sommige maken er gebruik van en zitten in de grijze zone omdat er dus wel uitzonderingen mogelijk zijn.

Ik ben blij dat u bij de federale overheid aan de deur gaat kloppen met de duidelijke stelling dat Vlaanderen akkoord gaat en vragende partij is om interimarbeid bij de overheid toe te laten.
 

De voorzitter:

De heer Gysbrechts heeft het woord.
 

De heer Peter Gysbrechts:

Voorzitter, minister, ik zou me graag aansluiten bij de vraag van de heer Van den Heuvel. Het is voor onze gemeentebesturen heel belangrijk om interimarbeid te kunnen gebruiken. Er zijn zoveel voordelen aan en het kan alleen maar bijdragen tot een beter bestuur. De meeste gemeentebesturen zitten er echt op te wachten. Als een gemeentebestuur het toch onwetend gedaan heeft, dan komen er zelfs klachten vanuit de vakbonden, wat ik zeer betreur. Ik vind het ook onbegrijpelijk dat we nog in die situatie zitten.

Ik zou me graag aansluiten bij het verzoek om met z’n allen een oplossing te vinden.
 

De voorzitter:

De heer De Loor heeft het woord.
 

De heer Kurt De Loor:

Voorzitter, minister, ik zou nog een aantal elementen willen toevoegen aan dit debat. Werkzoekenden die aan de slag willen gaan bij de overheid, zijn vooral op zoek naar een uitdagende job, maar ook naar werkzekerheid. Ik ben dan ook van oordeel dat het aan de overheid is om als een betrouwbare werkgever het goede voorbeeld te geven. We moeten werknemers een job geven die uitzicht geeft op een toekomst waarop ze hun leven kunnen uitbouwen. Het hebben van een stabiele job is een van de pijlers.

Ik stel ook vast dat het systeem van interimarbeid een duur systeem is voor de werkgever. Dat heb ik in dit debat nog niet gehoord.

Tot slot stel ik ook vast dat interimarbeid in de privésector dikwijls ook oneigenlijk wordt aangewend, en dat dit soms ook leidt tot misbruiken. Ik wil u dus vragen er toch over te waken dat de overheid die misbruiken niet overneemt.
 

Minister Geert Bourgeois:

Ik meen dat de heer Gysbrechts het ook eens is met wat de heer Van den Heuvel vraagt. Ze zitten op dezelfde golflengte.

Mijnheer De Loor, u bood een aantal elementen aan die me niet in strijd lijken met wat wordt beoogd met die uitzendarbeid. Ik – en naar ik aanneem iedereen – ben het natuurlijk met u eens dat er geen misbruik van mag worden gemaakt. Ik ben daar ook niet bang voor. Zoals u zelf zegt, is dit een duur systeem. Ik kan me dus niet voorstellen dat onze leidend ambtenaren of lokale besturen een beroep zullen blijven doen op een uitzendkracht om een functie in te vullen die duurzaam en van onbepaalde duur is. Dat kan niet de bedoeling zijn. Trouwens, op dat moment zouden de vakbonden daar ook wel tegen reageren, meen ik.

Ik kan de verwachtingen of de eigenschappen als werkgever die u de overheid toedicht, alleen maar onderschrijven. Wij moeten betrouwbaar en duurzaam zijn. Wij moeten kwaliteit garanderen voor die mensen. De beide lijken me echter niet onverenigbaar. Zoals de heer  Gysbrechts ook zegt, is uitzendarbeid er precies om in onvoorziene omstandigheden, zoals een plotse ziekte, het plots wegvallen van een titularis, een functie die echt moet worden bemand, meteen opnieuw te kunnen laten uitoefenen door iemand die daarvoor gekwalificeerd is. Als er een lange procedure moet worden doorlopen, zoals de overheid dat moet doen bij aanwervingen, raakt men hopeloos achterop en kan het enkele maanden duren voor de geschikte persoon er is. Het ene is echt niet in tegenstrijd met het andere.
 

De heer Koen Van den Heuvel:

Minister, u hebt wijze woorden gesproken. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn, ook niet voor CD&V, dat interimarbeid een duurzame vorm van tewerkstelling wordt bij de Vlaamse overheid of de lokale besturen. Het is echter een instrument om flexibel te gebruiken. Ik denk dat we allemaal volwassen genoeg zijn om dat instrument oordeelkundig te gebruiken. Daarom wil ik u aanmoedigen om aan te kloppen bij de federale overheid met de boodschap dat Vlaanderen dat een goede maatregel zou vinden.
 

De voorzitter:

De actuele vraag is afgehandeld.